Lichamelijk kan ze vrijwel niets meer, maar geestelijk is ze kerngezond en haar gehoor is bijna bovenmenselijk. Zo beschreef haar zus, zelf ook al in de zeventig, de toestand van de vrouw bij wie ik later die nacht zou waken. ‘Ze is al een paar keer gevallen, dus houd haar heel goed in de gaten’, fluisterde ze me toe.
We liepen naar het bed in de huiskamer. Weggezakt in donzen kussens lag Ans, een kleine vrouw. Ze was vel over been. ‘Amper veertig kilo’ fluisterde de zus. De vrouw lag doodstil en zei niets. Toen opende ze haar ogen. Het was alsof een toneeldoek in een donkere zaal open gleed en de toeschouwers in het volle licht een decor werd getoond. Het kleine beetje leven in haar lichaam leek zich te concentreren in twee stralende, bruine ogen. ‘Hoe heet je?’, vroeg ze. Ieder woord leek een stukje van haar laatste energie te kosten. "Kees", antwoordde ik. 'Dat onthoud ik wel, mijn hond heette ook zo. Ik kan niet meer goed praten’, zei ze. En ik antwoordde: "En ik kan niet meer goed horen." 'Dan komen we de nacht wel door’, glimlachte ze.
Lees hier verder om het verhaal van Kees van Eijk uit te lezen